Jeremia treurend over de verwoesting van Jeruzalem. De oude profeet zit op de rotsachtige helling van een berg, de hoofd steunend op de linkerhand. Op een steen naast hem liggen een gouden schaal en kan en boeken, heiligdommen uit de verwoeste tempel. Links beneden zijn de brandende gebouwen van de stad en soldaten te zien.